De provincies, de Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag wijzen een nieuw kabinetsvoorstel in het openbaar vervoer af. Het voorstel remt volgens de decentrale overheden de ontwikkeling van het OV. Verschralingen blijven dreigen en de voorwaarden die het kabinet stelt zorgen er voor dat het OV zich niet kan doorontwikkelen. Terwijl dat voor reizigers, maar ook maatschappelijke ontwikkelingen als de woonopgave en de klimaat- en energietransitie van het grootste belang is. Eerder deze week wees staatssecretaris Heijnen een dringend verzoek van de decentrale overheden af om alsnog in te stemmen met een eerder samen ontwikkeld maatregelenpakket, met een lager garantiebedrag voor 2023. Dit tegenvoorstel ligt wat de overheden betreft echter nog steeds op tafel, in het nadere overleg dat partijen vrijdag met elkaar hebben.
De afwijzing van het nieuwe Kabinetsvoorstel komt na ruim een half jaar besprekingen tussen het ministerie van IenW, de OV-bedrijven en de decentrale overheden. In de eerste fase van dit overleg ontwikkelden de partijen samen een passend maatregelenpakket voor 2023. Hierin waren bijdragen en inspanningen van overheden en OV-bedrijven voorzien en een garantstelling van het Kabinet van maximaal € 500 miljoen. Daarmee kon het huidige OV in stand blijven, en kon het OV in 2023 de weg terug naar het voorzieningenniveau van 2019 weer opzoeken. De voorstellen betroffen ook maatregelen om het OV extra aantrekkelijk te maken voor reizigers, en het werkklimaat en productiviteit in de sector te verhogen. Toen dit pakket medio april ter besluitvorming voorlag bleek het Kabinet niet bereid tot haar deel van het pakket. De decentrale overheden zagen zich vanwege ontbrekende financiële zekerheden gedwongen hun vervoerplannen voor 2023 daarop aan te passen, onder andere via verdere versoberingen.
Na diverse Kamervragen kwam het Kabinet eind juni tot het inzicht dat 2023 voor de OV-sector toch een transitiejaar moet vormen. Staatssecretaris Heijnen besloot echter niet om alsnog haar bijdrage in het eerder gezamenlijke ontwikkelde maatregelenpakket in te vullen: een garantstelling van maximaal € 500 miljoen. Zij legde in plaats daarvan een nieuw voorstel aan de gesprekspartners voor, met een omvang van slechts € 150 miljoen voor de hele OV-sector en een fors aanvullend eisenpakket ten opzichte van het maatregelenpakket dat eerder klaarlag voor besluitvorming.
Na grondige bestudering komen de provincies en vervoerregio’s echter tot de conclusie dat het nieuwe voorstel van staatssecretaris Heijnen de komende jaren het OV niet kan redden van verschraling noch helpt het de sector om door te ontwikkelen. Het voorstel zet misschien in 2023 nog een rem op de verdere verschraling van het openbaar vervoer. Maar het biedt voor de daarop volgende jaren in financieel en maatschappelijk opzicht geen perspectief. Met het voorstel kunnen de OV-bedrijven hun personeel ook geen zekerheid geven op een toch al krappe arbeidsmarkt. Verdere afschalingen dreigen in komende jaren. Bovendien legt het voorstel ook in 2023 nog een deken over de doorontwikkeling van de OV-markt, omdat het Kabinet extra reizigersopbrengsten volledig wil minderen op haar bijdrage. Terwijl deze ontwikkeling juist in deze periode van herstel en doorgroei in verband met de woonopgave en de klimaat- en energietransitie noodzakelijk is. Daarom kunnen de gezamenlijke provincies, de Vervoerregio Amsterdam en metropoolregio Rotterdam-Den Haag niet instemmen met het nieuwe Kabinetsvoorstel.
Het Kabinet verzocht de OV-sector in 2020 een vitale rol te spelen tijdens de Covid-19-pandemie. Het OV bleef daarom grotendeels doorrijden, hoewel reizigers weg bleven. De gezamenlijke overheden compenseerden de weggevallen reizigersinkomsten. In ruil accepteerden de OV-bedrijven in 2020 5% verlies, en in 2021 en 2022 mogen zij geen winst maken. Hoewel de pandemie voorbij is, zijn de reizigers nog maar voor 80% terug. De verwachting is dat groei boven het niveau van 2019 pas vanaf 2025 weer plaats heeft. Daarom hebben overheden en bedrijven voor 2022 overgangsafspraken gemaakt. En zij spraken in december 2021 af dit ook voor 2023 en 2024 te doen.
Eerder deze week wees staatssecretaris Heijnen een dringend verzoek van de decentrale overheden af om alsnog in te stemmen met het eerder klaarliggende maatregelenpakket, met een lager garantiebedrag. Dit tegenvoorstel ligt wat de overheden betreft nog steeds op tafel, in het nadere overleg dat partijen vrijdag met elkaar hebben.