De auto is de baas, overal. Dat is de gedachte achter het boek Het recht van de snelste van Thalia Verkade, correspondent mobiliteit en stadsleven van De Correspondent en ‘fietsprofessor’ Marco te Brömmelstroet. Het boek is een aanklacht tegen de manier waarop onze publieke ruimte is ingedeeld. De twee willen een breed gesprek op gang brengen over ‘waar de straat eigenlijk voor is’. We stellen vragen aan Marco te Brömmelstoet.
Het verwondert mij, dat we in ons denken over de straat het verkeer dominant achten. Het gebruik daarvan moet voorop staan. Voor het verkeerskundige doel is de straat vooral een plek die niet vast mag lopen en waar je dus snel en soepel doorheen moet kunnen. Maar dat doel maakt een heleboel andere vormen van gebruik onmogelijk.
We bespreken dat de snelheid van verkeer, en het steeds sneller, makkelijker en goedkoper proberen te maken van mobiliteit, voor het individu als hoofddoel wordt gezien. Dat dat doel enorme, negatieve consequenties heeft, blijft dan vaak onderbelicht. Om bijvoorbeeld autogebruik te ontmoedigen, zetten we vaak als eerst in op aantrekkelijk proberen te maken van alternatieven, in plaats van het moeilijker, duurder of trager maken van mobiliteit. Een heel logische stap op systeemniveau is dan rekeningrijden. Om alle externe kosten van automobiliteit in rekening te brengen bij de gebruiker. Op straatniveau gaat het dan vooral op het reduceren van doorstromingssnelheden.
Marco te Brömmelstoet en Thalia Verkade: 'Een breed gesprek op gang brengen over waar de straat eigenlijk voor is.'
Al die campagnes streven hetzelfde doel na: geen doden of gewonden op straat. Waar wij op wijzen, is dat het frame dat je daarin kiest al dan niet bewust stuurt in wat je wel of niet ziet en daarmee ook wat er mogelijk gebeurt. Door bijvoorbeeld slachtoffers verantwoordelijkheid te geven, zie je dat zij minder welkom zijn in het systeem. In mijn studie naar hoe media hierover rapporteren, komt naar voren dat dit patroon heel sterk verankerd is.
Door beter proberen te begrijpen wat fietsen zelf interessant maakt voor bestaande fietsers in alle breedte. Bijvoorbeeld de vele, vele kinderen die samen naar school fietsen. Het gaat erom dat we bewust kiezen voor een strategie en breder begrijpen wat mogelijk gevolgen zijn. Fiets als alternatief voor auto leidt tot lange stukken nieuw asfalt naast snelwegen of spoorlijnen. En voor voorrang voor de snelle fietser ten koste van de langzame, vaak kwetsbaardere gebruikers van het fietspad.
Via Thalia heb ik veel kunnen leren over hoe er naar mijn vakgebied wordt gekeken. Ik vond het altijd heel lastig om te begrijpen waarom mensen het verkeer zo voor lief nemen, dat het niet tot veel meer discussie leidt waarom we onze straten zo inrichten zoals we doen. Thalia’s open mindset en onderzoekende inslag hielpen ons beiden om een brug te bouwen tussen die twee kanten van dat gat.
Voor De Correspondent deed ik een project, ‘Fiets vs. File’. Ik sprak daarvoor met Marco te Brömmelstroet, planoloog aan de Universiteit van Amsterdam; @fietsprofessor heet hij op Twitter. Maar hij reageerde helemaal niet zoals ik had verwacht. Waarom vind je files eigenlijk zo’n probleem, vroeg hij. En wil je dat op zo’n fietssnelweg dan iedereen zo hard mogelijk rijdt? Als jij op de fiets zit, kun je dan niet ook gewoon genieten van het onderweg zijn? Na het gesprek stond ik trillend buiten. Het was voor mij een keerpunt. Mijn blik op verkeer, de straat, mobiliteit is de afgelopen jaren helemaal veranderd. Het was een bijzondere ontdekkingsreis.
Flow is een beschrijving van wat je een ‘optimale beleving’ zou kunnen noemen. Mensen voelen zich prettig zodra prikkels en vaardigheden in balans zijn: dan blijken ze bijvoorbeeld ook opmerkelijk creatief te worden. Dat is voor iedereen anders. Fietsers lijken hier veel gevoel voor te hebben en stemmen hun routekeuze hierop af. Dit zou betekenen dat we in onze netwerken veel meer condities voor die verschillen kunnen scheppen: dus routes met hoge prikkels én routes met lage prikkels.