Het is wachten op Eric voordat de safari kan beginnen. Hij is onderweg met het Openbaar Vervoer in zijn elektrische rolstoel en dat blijkt een uitdaging. ‘De lift bij Amstelveenseweg was kapot, dus ik moest rijden naar Amsterdam Zuid.’ Vertelt hij als hij de vergaderruimte binnenrijdt. ‘Daar deed het poortje het niet, de lift gelukkig wel. Maar bij de tijd dat ik boven was, was de metro weg en de volgende viel uit vanwege een verstoring in de tunnel. Ik moest overstappen op Van der Madeweg in een metro naar het Waterlooplein.’ Reistijd: één uur en vijftien minuten. Normaal: een half uur.
Dit is precies de reden dat een groep ambtenaren van de Vervoerregio en gemeente Amsterdam bijeen is om een Openbaar Vervoer safari te doen. Samen met een beleidsmedewerker van Cliëntenbelang Amsterdam (CBA) reizen ze in drie groepen een route door Amsterdam om te ervaren hoe het is om gebruik te maken van het OV als je een mobiliteitsbeperking hebt. Één groep gaat met Eric mee, hij zit in een elektrische rolstoel. Één groep gaat met Petra op stap, ze is blind. En één groep reist samen met Sherry Jae, zij zit in een handrolstoel. Hieronder lees je hoe de route van Sherry Jae verloopt.
Alle groepen beginnen bij het Waterlooplein. Er worden tickets gehaald bij de automaat. De automaat is hoog, eigenlijk te hoog voor Sherry Jae’s rolstoel, dan kan ze het display niet goed zien. Er staan twee medewerkers die vriendelijk aanbieden om te helpen. Sherry Jae: ‘Mooi dat er iemand is. Je ziet dat ze een training hebben gedaan want ze vragen of ze kunnen helpen dus ik kan het aanbod ook afslaan. De fout die vaak gemaakt wordt is dat iemand gelijk gaat helpen, maar ik wil ook zelfredzaam zijn. Ik kan zelf aangeven wanneer ik hulp nodig heb.’ Eric haalt uiteindelijk de tickets. Hij kan zijn elektrische rolstoel omhoog doen en daardoor prima bij de automaat. Zelfs met de telefoon betalen gaat vlekkeloos. Eric: ‘Toch altijd even kijken of het lukt.’ Als iedereen een ticket heeft is het tijd om op reis te gaan. Met de lift. Die doet het prima, maar met zo’n grote groep mensen die allemaal naar beneden moeten duurt het een tijdje voor de groep van Sherry Jae op het perron staat. De les van deze safari begint dan ook al bij de start: heb geduld.
Op station Zuid gaan we op zoek naar de liften. Die zitten enigszins verstopt naast het perron, al zijn er wel verwijsbordjes. In de lift – geen nieuwe, maar ook geen oude- gaan we met het tempo van een ervaren tai-chi’er in het park. Langzaam maar gestaag. Sherry Jae neemt niet altijd de lift. Ze glimlacht: ‘Soms neem ik de roltrap. Maar dat gaat niet altijd. En niet iedere persoon in een rolstoel heeft de mogelijkheid om de roltrap te nemen. Maar mensen in een rolstoel hebben nét als reizigers zonder mobiliteitsbeperking ook af en toe haast en als je dan niet de roltrap kan nemen is dat frustrerend.’ De liftstem kondigt de verdieping niet aan. Sherry Jae: ‘Dat is voor blinde mensen vaak een struikelpunt. Dat de stem in de lift niet goed werkt.’ Chantal, die meereist met Sherry Jae en op krukken loopt, herkent dit. ‘In Spaarnwoude zegt de liftstem altijd heel vriendelijk: “het spoor is links” maar ze vergeten te zeggen dat je eerst nog vijftien meter moet lopen. Als je blind bent heb je geen idee dat je verkeerd staat.’
Vanaf Zuid reizen we terug naar Rai. Daar stappen we over op de tram. Dus moeten we de poortjes door. Het valt de groep op dat er één poortje is dat breed genoeg is voor een rolstoel om doorheen te rijden. Sherry Jae knikt bij die observatie. ‘Welk station je ook komt, er is er altijd maar één.’ Waarom is dat eigenlijk? Sherry Jae: ‘Geen idee, maar onhandig is het wel. Gelukkig is er een camera die ’s avonds kan zien dat ik erdoor moet in het geval dat het poortje stuk is. Dat is goed geregeld.’
Bij het fietspad rijdt ze resoluut naar de overkant. ‘Fietsers stoppen steeds minder vaak bij zebrapaden. Terwijl dat gewoon de regel is, want ik heb voorrang. Dat levert soms gevaarlijke situaties op. Het moet weer normaal worden dat je als fietser, scooterrijder of auto stopt als iemand bij een zebrapad wil oversteken.’
We komen aan bij het Rembrantplein, na een overstap op tram 14 met de hulp van een geboren en getogen Amsterdamse conducteur die de plank uitlegt bij het in en uitstappen. Daar wordt extra duidelijk hoe verschillend de situaties zijn tussen reizen met mobiliteitsbeperking en reizen zonder mobiliteitsbeperking. We moeten namelijk naar de overkant van de straat om daar bij de halte te wachten. De groep ambtenaren kan recht oversteken, hup het diepe afstapje af de trambak in en hup het steile afstapje weer op. Sherry Jae niet, zij moet heel het perron afrollen om aan de overkant er weer op te rijden. Wat geen probleem is ware het niet dat de regen met bakken uit de hemel komt. Snel schuilen onder de Abri, zoals de rest van de groep kan doen, is er niet bij. Wat overigens niet de bedoeling is; er is aan het eind van het perron een zebrapad gemaakt om voor elke reiziger – met en zonder mobiliteitsbeperking – de veiligheid te bevorderen. Maar in tijden van regen is het een onprettige route. Petra, die met de andere groep op weg is naar Amsterdam noord, heeft ons aan het begin van de dag al gewaarschuwd voor deze situatie. ‘Als je een mobiliteitsbeperking hebt ben je zo veel aan het plannen en zijn er zo weinig alternatieven om te kiezen tijdens je reis dat je altijd nat wordt als het regent. Het is niet anders. Koop maar een goede regenjas.’ Eric voegde daar een niet-zo-fun fact aan toe: ‘Wist je dat spatborden voor een elektrische rolstoel worden gezien als optioneel vanuit de verzekering? Die worden niet standaard vergoed. Alsof ik alleen in mooi weer in mijn rolstoel rijdt.’
Op weg terug naar het Waterlooplein trekt het weer een beetje bij en stroomt de tram steeds voller. De groep is nieuwsgierig; houdt ze rekening met de spits in het plannen van haar reis? Nee, zo blijkt. Sherry Jae: ‘Ik werk als coördinator in een huis voor transmensen. Daar regel ik alles en ben ik druk mee. Als ik afspraken heb tijdens de spits reis ik ook gewoon met het openbaar vervoer. Waarom zou ik moeten wachten als een ander dat niet hoeft? Ik houd niet anders rekening met de spits dan andere reizigers.’ Wel houdt ze rekening met het verschil in voertuig. ‘Een bus is voor mij niet zo ontoegankelijk vanwege het lastige instappen en de instabiliteit van het voertuig, bijvoorbeeld tijdens bochten. Dat vind ik onprettig reizen. Daarom rijdt ik vanaf mijn huis altijd naar de metro, ook al is dat verder weg.’
Het is duidelijk voor de groep: voor reizen met een mobiliteitsbeperking moet je de tijd nemen. Tijd om een ander vervoersmiddel te nemen omdat dat toegankelijker is, ook al ligt die verder weg. Tijd om met de lift te gaan. Tijd om tickets te bestellen en tijd om de reis van te voren te plannen, want zomaar overstappen op een andere route is niet voor iedereen weggelegd.
Toch weten de safari-begeleiders ook positieve dingen te noemen. Ze beamen alle drie bij terugkomst: Het is ook haalbaar om te reizen met het OV. In Amsterdam is het echt niet de slechtste situatie voor reizen met een mobiliteitsbeperking. Allemaal gaan ze vaak met het OV en kunnen zichzelf prima redden. Sherry Jae: ‘Barcelona is ook fijn, Berlijn een uitdaging als je de S-bahn moet nemen.’ Maar er is ruimte voor verbetering. Veel ruimte. Eric: ‘In mijn ervaring gaat de toegankelijkheid van het OV een klein beetje vooruit, maar zo ontzettend langzaam dat je er eigenlijk niets van merkt. Dat is jammer.’ Wat het perfect zou maken? Sherry Jae: organiseer hier de Paralympics. Dan moet de stad verplicht toegankelijk gemaakt worden. Ben je in één keer van het gedoe af.’